Rechten van een ouder die gezag niet uitoefent

Een ouder kan ouderlijk gezag hebben maar het niet uitoefenen. Deze ouder heeft recht op persoonlijk contact. Hij of zij behoudt financiële plichten: de onderhoudsplicht en de plicht tot betaling van eventuele schadevergoeding na onrechtmatige daad van het kind. Hij of zij mag geen belangrijke beslissingen nemen voor de persoon en het beheer van de goederen van het kind. Hij of zij heeft geen recht op genot van de goederen van het kind, noch vertegenwoordigingsbevoegdheid.

 

• Deze ouder heeft het recht op persoonlijk contact (ook omgangsrecht genoemd), het recht om het kind regelmatig te ontmoeten. Dit is een recht, geen plicht. Deze ouder is niet strafbaar als hij/zij het kind in de praktijk niet of onregelmatig ontmoet.
• Deze ouder behoudt het recht om op de momenten dat het kind bij hem/haar verblijft, dagelijkse zorgen toe te dienen en dagelijkse beslissingen te nemen. Deze ouder mag dan bijvoorbeeld alleen beslissen wie het kind ontmoet, wie babysit, welke huisarts het kind behandelt, aan welke sportactiviteit het kind deelneemt. Hij of zij mag toezien op de briefwisseling en de lectuur van het kind.
• Deze ouder heeft recht op alle informatie aangaande zijn minderjarig kind. De school en de dokter moeten op eenvoudig verzoek alle informatie aan beide ouders doorgeven. De ouder die het gezag niet uitoefent, heeft het recht om alle informatie in te winnen over de belangrijke beslissingen van de ouder die wel gezag uitoefent. Een buitenstaander is verplicht om aan de ouder die geen gezag uitoefent, op eenvoudig verzoek, alle informatie door te geven aangaande de beslissingen die de andere ouder voor de persoon en het beheer van de goederen van het kind nam. De schooldirecteur is verplicht om beide ouders te informeren over de schoolresultaten (eventueel in een tweede schoolrapport), de oudercontacten en de studiebegeleiding. De bank is verplicht om beide ouders te informeren over de stand van de bankrekeningen en de verrichtingen op naam van het kind.
• Deze ouder heeft het recht van toezicht op de belangrijke beslissingen die de andere ouder neemt in veerband met de persoon en de goederen van het kind. Dit toezicht kan voorkómen dat het kind schulden maakt die de ouder die het gezag niet uitoefent, mee zou moeten betalen.
• Deze ouder heeft het recht aan de familierechtbank te vragen een belangrijke beslissing van de andere ouder ongeldig te maken. Hij of zij moet aantonen dat deze beslissing tegen het belang van het kind ingaat.
• Wanneer de ouder die het gezag uitoefent, overlijdt, dan oefent de andere ouder het ouderlijk gezag volledig en zonder toezicht van een voogd uit. Bij apart wonende ouders gaat de zorg voor het kind, bij het overlijden van een ouder, volledig over op de andere ouder. Ook als dit niet de wens was van de overleden ouder. Ook als er geen persoonlijke ontmoetingen meer waren tussen het kind en de andere ouder. Zolang het kind minderjarig is, krijgt deze ouder het beheer en het genot van de goederen van het kind. Voor belangrijke beslissingen aangaande het vermogen van het minderjarig kind, moet deze ouder wel de toestemming van de vrederechter krijgen. Sinds 2001 valt de voogdij enkel open als beide ouders overleden zijn of niet meer in staat zijn het ouderlijk gezag uit te oefenen. Ook de familieraad bestaat sindsdien niet meer.

 

Burgerlijk Wetboek

 

Art. 374. § 1. Wanneer de ouders niet samenleven, blijven zij het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen en geldt het in artikel 373, tweede lid, bepaalde vermoeden.
  Bij gebreke van overeenstemming over de organisatie van de huisvesting van het kind, over de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes of wanneer deze overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind, kan de bevoegde familierechtbank de uitoefening van het ouderlijk gezag uitsluitend opdragen aan één van beide ouders.
  Hij kan eveneens bepalen welke beslissingen met betrekking tot de opvoeding alleen met instemming van beide ouders kunnen worden genomen.
  Hij bepaalt de wijze waarop de ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent, persoonlijk contact met het kind onderhoudt. Dat persoonlijk contact kan enkel om bijzonder ernstige redenen worden geweigerd. De ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent, behoudt het recht om toezicht te houden op de opvoeding van het kind. Hij kan bij de andere ouder of bij derden alle nuttige informatie hieromtrent inwinnen en zich in het belang van het kind tot de familierechtbank wenden.
  In elk geval bepaalt de rechter de wijze waarop het kind wordt gehuisvest en de plaats waar het in het bevolkingsregister wordt ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf.
  § 2. Ingeval de ouders niet samenleven en hun geschil bij de familierechtbank aanhangig wordt gemaakt, wordt het akkoord over de huisvesting van de kinderen door de rechtbank gehomologeerd, tenzij het akkoord kennelijk strijdig is met het belang van het kind.
  Bij gebrek aan akkoord, in geval van gezamenlijk ouderlijk gezag, onderzoekt de rechtbank op vraag van minstens één van de ouders bij voorrang de mogelijkheid om de huisvesting van het kind op een gelijkmatige manier tussen de ouders vast te leggen.
  Ingeval de rechtbank echter van oordeel is dat de gelijkmatig verdeelde huisvesting, niet de meest passende oplossing is, kan zij evenwel beslissen om een ongelijk verdeeld verblijf vast te leggen.
  De rechtbank oordeelt in ieder geval bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, en rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen en de ouders.