Meningsverschil over verblijfsregeling

Overleg

 

1. Op elke ouderoverleg van juni bespreken de ouders de verblijfsregeling, ook al is er geen conflict. Hoe ervaart het kind de verblijfsregeling? Hoe ervaren beide ouders de regeling? De ouders en het kind verwoorden hun bekommernissen. Moeder/vader neemt jaarlijks in mei het initiatief om een afspraak in juni vast te leggen. Op eenvoudig verzoek van een ouder doen zij beroep op een ouderschapstherapeut of ouderschapsbemiddelaar om deze bespreking constructief te laten verlopen.

 

2. Deze evaluaties gaan in elk geval door, zelfs al hebben de ouders geen conflict. De ouders en het kind verwoorden hun bekommernissen. Indien nodig, onderhandelen de ouders over een nieuwe verblijfsregeling vanaf het komende schooljaar in september.

 

3. Om de vier jaar evalueren de ouders uitgebreid de verblijfsregeling; namelijk in februari jaar, jaar en jaar. Deze drie evaluaties gaan in elk geval door, zelfs al hebben de ouders geen conflict. De ouders en het kind verwoorden hun bekommernissen. Op eenvoudig verzoek van een ouder, overleggen de ouders met de hulp van een ouderschapstherapeut of een ouderschapsbemiddelaar. Als het nodig is, onderhandelen de ouders over een nieuwe verblijfsregeling.

 

Eenmalige afwijking van de gewone verblijfsregeling

 

4. Wanneer een ouder eenmalig een andere verblijfsregeling wil, dan vraagt hij de andere ouder minstens 7 dagen op voorhand instemming. Zonder ondertekend akkoord van de andere ouder blijft de gewone verblijfsregeling gelden.

 

5. Wanneer een ouder twee dagen of meer (of langer dan een week) niet zelf voor het kind kan zorgen, dan zal deze ouder aan de andere ouder vragen om het kind op te vangen. Als de andere ouder instemt, dan worden deze dagen later niet gecompenseerd. Als de andere ouder niet instemt (hij/zij hoeft hiervoor geen uitleg te geven), dan zal de vragende ouder zelf voor opvang zorgen.

 

6. Wanneer een ouder langer dan een maand niet persoonlijk voor het kind kan zorgen, dan beslissen de ouders samen wie in deze periode de zorg voor het kind zal overnemen, en op welke manier.

 

7. Wanneer een ouder, door ziekte of door een ziekenhuisopname, langer dan een maand niet persoonlijk voor het kind kan zorgen, dan doet de andere ouder dat. De andere ouder zorgt persoonlijk voor het kind of zorgt voor opvang voor het kind. Als de andere ouder opvangkosten heeft, betaalt de zieke ouder deze kosten met een maximum van bedrag euro per twee weken. Op verzoek toont de zieke ouder een doktersattest en toont de andere ouder het bewijs van de opvangkosten. De andere ouder zorgt voor een regelmatig bezoek van het kind aan de zieke ouder, en minimaal eenmaal per maand aan de ouders van de zieke ouder. De zieke ouder compenseert later deze dagen niet met extra verblijf.

 

8. Wanneer verblijfsco-ouderschap (of verblijf op schooldagen bij beide ouders) door de werkomstandigheden van een ouder, bijvoorbeeld werk in het buitenland, voor een bepaalde periode niet mogelijk is, dan geldt in die periode de volgende verblijfsregeling en kostenregeling: beschrijving.

 

9. Wanneer een ouder professioneel in het buitenland verblijft, dan wordt het verblijfsco-ouderschap tijdelijk feitelijk onderbroken. Het kind heeft dan tijdelijk hoofdverblijf bij de andere ouder, waardoor de andere ouder extra kosten krijgt voor aparte uitgaven. Binnen de week na thuiskomst, betaalt de ouder een vergoeding voor deze extra aparte kosten cash aan de andere ouder: bedrag euro per dag dat de andere ouder voor het kind gezorgd heeft op dagen dat het kind volgens de normale week/week regeling bij de ouder zou verblijven. De regeling van een week/een week wordt in principe niet onderbroken. Komt de ouder bijvoorbeeld thuis in de week dat het kind normaal bij de andere ouder verblijft, dan vertrekt het kind pas de volgende week naar de ouder.

 

10. De kinderen zullen eenmaal per jaar, voor een periode van één week, elk apart bij een ouder verblijven. De ouders leggen op het ouderoverleg van december vast wanneer de kinderen in het komende jaar elk een periode van één week apart bij een ouder zullen verblijven. Als de ouders op dit overleg hierover geen schriftelijke overeenkomst bereiken, dan zullen de kinderen in het komende jaar altijd samen bij een ouder verblijven.

 

11. Het kind kan, ofwel in de paasvakantie ofwel in de kerstvakantie van één jaar (de kerstvakantie loopt door in het volgende jaar), een ononderbroken periode van 10 dagen bij een ouder verblijven.

 

12. Een ouder kan, in de loop van één jaar (buiten de zomer-, paas- of kerstvakantie) een ononderbroken periode van 10 dagen zonder kind hebben.

 

13. (bij de 2 vorige clausules) Als een ouder deze afwijking van de gewone regeling wil, dan bespreekt hij/zij deze afwijking op een ouderoverleg; minimum een half jaar vóór de betreffende periode. Als de ouders geen overeenkomst bereiken over de vastlegging van de periode van 10 dagen, dan kiest moeder/vader de periode voor een afwijking in een even jaar en vader/moeder in een oneven jaar.

 

Verandering van de verblijfsregeling voorzien

 

14. Wanneer de feitelijke verblijfsregeling verandert, blijft de kostenregeling voor dat kalenderjaar onveranderd. De kostenregeling (het officiële adres van het kind, de ouder die het kind fiscaal ten laste heeft, de ouder die fiscaal aftrekbaar onderhoudsgeld voor het kind betaalt) verandert pas vanaf januari van het volgende kalenderjaar.

 

15. Als verblijfsco-ouderschap wijzigt in hoofdverblijf bij één ouder, dan verandert de verblijfsregeling als volgt: nieuwe regeling.

 

16. Indien nodig, onderhandelen de ouders jaarlijks in juni over een nieuwe verblijfsregeling. Een eventuele nieuwe verblijfsregeling geldt voor één jaar: van begin september van het lopende jaar tot en met augustus van het volgende jaar. Als de ouders eind juni geen schriftelijke, door beiden ondertekende en gedateerde overeenkomst over een nieuwe verblijfsregeling hebben, dan geldt voor het komende jaar de verblijfsregeling zoals beschreven in deze ouderschapsovereenkomst.

 

Woonplaats van de ouders

 

17. Als een ouder verhuist en op meer dan 40 km afstand van de andere ouder (of in het buitenland) gaat wonen, geldt de volgende verblijfsregeling: beschrijving.

 

18. In principe verkiezen de ouders verblijfsco-ouderschap. Gezien de grote afstand tussen de verblijfplaats van moeder/vader en de school, is verblijfsco-ouderschap nu niet mogelijk en geldt de hierboven beschreven verblijfsregeling. Zodra de afstand tussen de verblijfplaats en de school door beide ouders kan afgelegd worden (met de auto, de fiets of het openbaar vervoer) in maximum 30 minuten (of zodra de afstand minder dan 20 km bedraagt), komt er verblijfsco-ouderschap. De ouders zullen hierover, met de hulp van een ouderschapsbemiddelaar, concrete afspraken maken en een aangepaste kostenregeling opstellen (op basis van de volgende regels: regels).

 

19. De ouders verkiezen verblijfsco-ouderschap. Als de verblijfsregeling een week/een week niet meer kan doorgaan (bijvoorbeeld omdat de ouders te ver van elkaar of van de school af wonen, of omdat het kind signaleert dat het zich niet meer goed voelt bij een week/een week), dan raadplegen de ouders een ouderschapsbemiddelaar om te onderhandelen over een nieuwe verblijfsregeling. Elke ouder betaalt de helft van de kosten voor de bemiddelaar.

 

20. Als de verhuis van een ouder verblijfsco-ouderschap onmogelijk maakt en hoofdverblijf bij één ouder wordt overeengekomen of beslist, blijft het kind verder naar dezelfde school gaan. In schoolperiodes verblijft het kind bij de ouder die niet verhuisde. Tijdens de schoolvakanties verblijft het kind vaak bij de ouder die verhuisde. De ouder die verhuisde, betaalt de verhoging van de overgangskosten.

 

21. De ouders stellen twee regelingen op, al naargelang de afstand tussen hun woonplaatsen. Een nieuwe verblijfsregeling begint met het begin van een nieuw schooljaar in september. Wanneer de afstand tussen de woonplaatsen van moeder en vader minder bedraagt dan aantal km, verblijft het kind één week bij moeder en één week bij vader. De overgang is op vrijdag na schooltijd (of om 15.30 u). Wanneer de afstand tussen de woonplaatsen van moeder en vader meer bedraagt dan aantal km, is de verblijfsregeling beschrijving. (Momenteel, in maand en jaar, geldt regeling 1 of 2.)

 

Werkomstandigheden van een ouder

 

22. Als de werkomstandigheden van een ouder veranderen, dan passen de ouders de verblijfsregeling in overleg aan.

 

De nieuwe verblijfsregeling is bindend

 

23. Wanneer beide ouders een nieuwe, gedateerde, schriftelijke verblijfsregeling ondertekenen, vervalt de vorige verblijfsregeling. De ouders beschouwen de nieuwe verblijfsregeling als bindend.

 

24. De ouders vragen, op eenvoudig verzoek van een van beiden, aan de familierechtbank om hun nieuwe verblijfsregeling en de eventueel bijhorende nieuwe kostenregeling te bekrachtigen. Elke ouder betaalt in voorkomend geval de helft van de procedurekosten.

 

Overgangen

 

25. Als moeder/vader verder dan 45 km van de huidige verblijfplaats adres gaat wonen, brengt en haalt moeder/vader het kind op bij vader/moeder.

 

26. De ouder die op meer dan aantal km van de andere ouder gaat wonen, brengt en haalt het kind en betaalt de vervoerskosten.

 

27. Wanneer een ouder, om een andere reden dan door werkomstandigheden, op meer dan aantal km afstand gaat wonen, dan betaalt deze ouder alle vervoerkosten.

 

28. Wanneer een ouder het kind niet op het afgesproken uur komt ophalen (of brengen), vervalt de komende verblijfsperiode. Er is een wachttijd van één uur.

 

29. De ouder of iemand die door de ouder wordt aangeduid, bijvoorbeeld een familielid of de partner van de ouder, brengt of haalt het kind op.

 

30. De kids-ID gaat heen en weer. Het kind neemt de kids-ID bij elke overgang mee.

 

31. Nodige jassen en schoenen, en de boekentas van het kind gaan in een valiesje telkens heen en weer.

 

32. Moeder/vader zorgt ervoor dat het kind voldoende, verzorgde en aantrekkelijke kleren bij heeft voor de verblijfsperiode bij vader/moeder. Moeder/vader maakt geen onderscheid in kleding voor haar (zijn) verblijfsperiode en die voor vader/moeder.

 

33. Bij aansluitende reizen komt de terugkerende ouder minimum één dag vóór de overgang naar huis.

 

Was en strijk

 

34. In schoolperiodes (schooldagen en weekends) wast en strijkt moeder/vader de kleren van het kind. Wanneer het kind één week ononderbroken bij vader/moeder verblijft, dan zorgt vader/moeder ervoor dat de kleren gewassen en gestreken terugkeren naar moeder/vader (behalve de kleren van de laatste dagen).

 

35. Elke ouder wast en strijkt de kleren die het kind tijdens zijn verblijfsperiode heeft vuilgemaakt.

 

36. Elke ouder wast en strijkt de kleren die het kind tijdens zijn verblijfsperiode heeft vuilgemaakt. Bij de overgang van moeder naar vader, geeft moeder voldoende propere kleren mee voor de volledige komende week bij vader. Bij de overgang van vader naar moeder geeft vader de (gewassen) kleren mee die het kind gedragen heeft in de vorige (niet de pas verlopen) verblijfsperiode bij vader.

 

37. De kleren van het kind gaan in een valiesje heen en weer. Alle kleren komen terug, zoveel mogelijk gewassen (ongewassen voor de laatste dagen).

 

38. Elke ouder doet de kleren uit die het kind bij de overgang draagt. Elke ouder gebruikt andere kleren die hij of zij daarna zelf wast en strijkt. Als het kind naar de andere ouder teruggaat, dan trekt het kind de oorspronkelijke kleren opnieuw aan.

 

Praktische afspraken

 

39. Elke ouder maakt voor het kind een overzichtelijk schema met de verblijfsregeling op.

 

40. De ouders volgen de overgangsuren stipt op.

 

41. De ouders betreden bij de overgangen elkaars woning niet.

 

42. De ouders zorgen ervoor dat de verblijfsovergangen voor het kind zo rustig mogelijk verlopen. Tijdens de overgangsmomenten delen de ouders mondeling geen informatie mee, onderhandelen ze niet en maken ze geen afspraken. Zij overleggen in afwezigheid van het kind, op bijeenkomsten of telefonisch of schriftelijk.

 

43. De ouders hebben een schriftje 'ouderschapsinformatie'. Dit schriftje gaat bij elke verblijfsovergang mee met het kind. De ouder bij wie het kind verbleven heeft, geeft telkens kort informatie of stelt vragen over school (bijvoorbeeld: wie zal naar het komende schooloverleg gaan?) en studies, vrijetijdsactiviteiten, gedrag, opvoeding, gezondheid, diagnose, ziekteverloop, medicatie.

 

44. De andere ouder wordt zo snel mogelijk verwittigd wanneer het kind bij de volgende verblijfsovergang ziek zal zijn.

 

45. Zolang de ouders kiezen voor verblijfsco-ouderschap (of verblijf op schooldagen bij beide ouders), blijven zij in de buurt van de school (en van elkaar) (maximum aantal km) wonen. Het kind mag een grote afstand tussen de school en een ouder niet als een last ervaren.

 

Conflicten hanteren

 

46. Op eenvoudig verzoek van één van beiden, zullen de ouders samen een beroep doen op een ouderschapstherapeut om de verblijfsregeling vlotter te laten verlopen. Bij conflict helpt de therapeut hen zoeken naar omgangsvormen waarbij iedereen zich goed voelt.

 

47. Wanneer het kind zegt dat het niet meer bij een ouder wil verblijven, dan zullen de ouders, op eenvoudig verzoek van een van beiden, een beroep doen op een ouderschapstherapeut. De ouders betalen elk de helft van de kosten.

 

48. Wanneer de verblijfsregeling feitelijk afwijkt van de in deze ouderschapsovereenkomst afgesproken verblijfsregeling, dan vergaderen de ouders, op eenvoudig verzoek van een ouder, met de hulp van een ouderschapsbemiddelaar. De bemiddelaar helpt hen de nieuwe verblijfsregeling te evalueren en eventueel zodanig aan te passen dat iedereen zich goed voelt bij de nieuwe regeling. De bemiddelaar helpt hen eventueel onderhandelen over een aangepaste kostenregeling. De verzoekende ouder maakt een afspraak met een bemiddelaar. Beide ouders betalen de helft van de kosten voor de bemiddelaar.

 

49. Een ouder start pas een procedure bij de familierechtbank, nadat er eerst minimum drie gesprekken zijn geweest met een ouderschapsbemiddelaar; één voor elke ouder apart en één gezamenlijk gesprek.