Een kindrekening

Kindrekening op naam van beide ouders


Als ongehuwde ouders een rekening openen op naam van beide ouders, hebben ze een 'rekening in onverdeeldheid'. Zij hebben wettelijk elk recht op de helft van het bedrag en de helft van de interesten. De ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de verrichtingen met deze rekening. Ze kunnen hierover onderling afspraken maken.


Als een ouder gebruik wil maken van het belastingvoordeel door het betalen van onderhoudsgeld, moet hij aan de fiscus aantonen dat hij regelmatig onderhoudsgeld heeft betaald. Als een ouder onderhoudsgeld stort op een kindrekening, moet hij aan de belastingen uittreksels van zijn eigen rekening geven als bewijs van betaling. De kindrekening doet er niet toe.


Kindrekening op naam van één ouder


De ouders kunnen afspreken dat zij een kindrekening openen op naam van de ouder die het kind fiscaal ten laste heeft, met volmacht voor de ouder die onderhoudsgeld voor het kind betaalt. Ze kunnen ook het volgende afspreken: als de ouder op wiens naam de kindrekening staat de volmacht intrekt, dan moet deze ouder aan de andere ouder een bepaalde vergoeding betalen, en dan verandert de kostenregeling op een bepaalde manier.


Kindrekening op naam van het kind

 

Als ouders een zicht- en/of spaarrekening openen op naam van hun minderjarig kind, kan het minderjarig kind van deze rekening geen geld afhalen tenzij de ouders een "Bijzondere Volmacht Minderjarige" geven. Als de ouders zich daar niet tegen verzetten, kan een kind vanaf 15 jaar vrij beschikken over zijn loon. Als het minderjarig kind zelf een zicht- of spaarrekening opent, kan het kind vanaf 16 jaar maximum 125 euro per maand afhalen. Vanaf 18 jaar beheert het kind zelf elke rekening op eigen naam.


De meeste apart wonende ouders hebben gezagsco-ouderschap. Zij moeten samen de belangrijke beslissingen nemen over het beheer van zicht- en/of spaarrekeningen op naam van hun minderjarig kind: openen van een rekening, geld afhalen of overschrijvingen doen naar een andere rekening. Eén ouder kan met akkoord van de andere ouder gezamenlijke beslissingen uitvoeren.


De bank mag er in dit gezagsregime van uitgaan dat de ouders overlegd hebben en moet een beslissing ook op verzoek van één ouder uitvoeren. Omwille van het wettelijke vermoeden van instemming volstaat de handtekening van één ouder. Wanneer de bank twijfelt, of weet of vermoedt dat de ouders een conflict hebben over een belangrijke beslissing, of weet of vermoedt dat één ouder niet akkoord gaat met de beslissing, dan mag de bank deze beslissing slechts uitvoeren op verzoek van beide ouders. Het vermoeden van instemming, speelt immers enkel ten aanzien van derden te goeder trouw, niet voor derden te kwader trouw. Vermoedt of weet de bank dat de andere ouder niet akkoord gaat met een bankverrichting die één ouder wenst, dan zijn de handtekeningen van beide ouders nodig.


Bij uitsluitende uitoefening van het ouderlijk gezag door één ouder, kan enkel de ouder die het gezag uitoefent de zicht- of bankrekeningen van het kind beheren. De andere ouder heeft geen toegang tot de rekeningen op naam van het kind, wel recht op informatie.