De bemiddelingswetgeving

De wet van 22 maart 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling heeft een Deel VII in het Gerechtelijk Wetboek ingevoegd dat bestaat uit de artikelen 1725 tot 1737.


HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEGINSELEN


Art. 1724.  Elk geschil dat vatbaar is om te worden geregeld via een dading, kan het voorwerp zijn van een bemiddeling, evenals :
  1° de geschillen betreffende de materies bedoeld in de hoofdstukken V en VI van titel V, in hoofdstuk IV van titel VI en in titel IX van boek I van het Burgerlijk Wetboek;
  2° De geschillen betreffende de materies bedoeld in titel Vbis van boek III van dit Wetboek;
  3° de geschillen ingesteld overeenkomstig de afdelingen I tot IV van hoofdstuk XI van boek IV van het vierde deel van dit Wetboek;
  4° De geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning.
  De publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen partij zijn bij een bemiddeling in de bij wet of bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalde gevallen.


Art. 1725.  § 1. Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de geldigheid, totstandkoming, uitlegging, uitvoering of verbreking van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting.
  § 2. De rechter of de arbiter bij wie een aan een bemiddelingsbeding onderworpen geschil aanhangig is gemaakt, schort, op verzoek van een partij, de behandeling van de zaak op, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen geldig beding is of dit is geëindigd. De exceptie moet vóór enige andere exceptie of verweer worden voorgedragen. De behandeling van de zaak wordt voortgezet zodra de partijen of een van hen aan de griffie en aan de andere partijen hebben meegedeeld dat de bemiddeling beëindigd is.
  § 3. Het bemiddelingsbeding vormt geen beletsel voor verzoeken tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen. De indiening van dergelijke verzoeken brengt niet mee dat men van de bemiddeling afziet.

 

 Art. 1726. § 1. Door de in artikel 1727 bedoelde commissie kunnen worden erkend de bemiddelaars die minstens voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° op grond van een in het heden of in het verleden uitgeoefende activiteit doen blijken van een bekwaamheid die door de aard van het geschil wordt vereist;
  2° naargelang van het geval, doen blijken van de voor de bemiddelingspraktijk passende vorming of ervaring;
  3° de met het oog op de uitoefening van de bemiddeling noodzakelijke waarborgen bieden inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid;
  4° niet het voorwerp zijn geweest van een in het strafregister opgenomen veroordeling die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar;
  5° geen tuchtsanctie of administratieve sanctie hebben opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar noch het voorwerp zijn geweest van een intrekking van een erkenning.
  § 2. De erkende bemiddelaars volgen een permanente vorming waarvan het programma erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie.
  § 3. Dit artikel is eveneens van toepassing ingeval een beroep wordt gedaan op een college van bemiddelaars.

 

Art. 1727.  § 1. Er wordt een federale bemiddelingscommissie ingesteld, bestaande uit een algemene commissie en bijzondere commissies.
  § 2. De algemene commissie bestaat uit zes in bemiddeling gespecialiseerde leden, namelijk: twee notarissen, twee advocaten en twee vertegenwoordigers van de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
  Bij de samenstelling van de algemene commissie wordt gezorgd voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de vakgebieden.
  De algemene commissie telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
  Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
  De nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden worden bepaald bij ministerieel besluit.
  De vaste en plaatsvervangende leden worden door de Minister van Justitie aangewezen op de met redenen omklede voordracht :
  - van de Orde van Vlaamse balies voor de advocaat die tot die Orde behoort;
  - van de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaat die tot die Orde behoort;
  - van de koninklijk federatie van notarissen, voor de notarissen;
  - van de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
  Het mandaat van vast lid duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
  § 3. De algemene commissie wijst uit haar midden en voor een periode van twee jaar haar voorzitter en haar ondervoorzitter aan, die de voorzitter zo nodig vervangt, evenals een secretaris, waarbij die ambten afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige worden bekleed. Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap worden bovendien afwisselend uitgeoefend door notarissen, door advocaten en door bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
  De algemene commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
  Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de commissie aanwezig zijn. Indien een vast lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend.
  § 4. Er worden drie bijzondere commissies opgericht om advies te verstrekken aan de algemene commissie :
  - een bijzondere commissie voor familiezaken;
  - een bijzondere commissie voor burgerlijke en handelszaken;
  - een bijzondere commissie voor sociale zaken.
  Deze bijzondere commissies bestaan uit specialisten en practici van al deze soorten bemiddeling, namelijk :
  twee notarissen, twee advocaten en twee vertegenwoordigers van de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
  De bijzondere commissies tellen evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
  Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
  De nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden worden bepaald bij ministerieel besluit.
  De vaste en plaatsvervangende leden worden door de minister van Justitie aangewezen op de met redenen omklede voordracht :
  - van de Orde van Vlaamse balies voor de advocaat die tot die Orde behoort;
  - van de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaat die tot die Orde behoort;
  - van de koninklijk federatie van notarissen, voor de notarissen;
  - van de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
  Het mandaat van vast lid duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
  § 5. Elke bijzondere commissie wijst uit haar midden en voor een periode van twee jaar haar voorzitter en haar ondervoorzitter aan, die de voorzitter zo nodig vervangt, evenals een secretaris, waarbij die ambten afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige worden bekleed.
  Ze stelt haar huishoudelijk reglement op.
  Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de bijzondere commissie aanwezig zijn. Indien een vast lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend.
  § 6. De opdrachten van de algemene commissie zijn de volgende :
  1° de instanties voor de vorming van bemiddelaars en de vormingen die zij organiseren, erkennen;
  2° de criteria voor de erkenning van de bemiddelaars per soort bemiddeling bepalen;
  3° de bemiddelaars erkennen;
  4° tijdelijk of definitief de erkenning intrekken van de bemiddelaars die niet meer zouden voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1726;
  5° de procedure voor de erkenning en de tijdelijke of definitieve intrekking van de titel van bemiddelaar bepalen;
  6° de lijst van de bemiddelaars opstellen en verspreiden bij de hoven en rechtbanken;
  7° een gedragscode opstellen en de eruit voortvloeiende sancties bepalen.
  De beslissingen van de commissie zijn gemotiveerd.
  § 7. De Minister van Justitie stelt aan de federale bemiddelingscommissie het personeel alsook de middelen ter beschikking die nodig zijn voor haar werking.
  De Koning bepaalt welk presentiegeld aan de leden van de federale bemiddelingscommissie kan worden toegekend alsook de vergoedingen die hen kunnen worden toegekend als terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten.
  § 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de kandidaat-notaris gelijkgesteld met een notaris.

 

Art. 1728. § 1. De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren.
  Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden.
  Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van zijn bemiddeling kennis heeft genomen. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar.
  § 2. In het raam en ten behoeve van zijn opdracht kan de bemiddelaar, met instemming van de partijen, de derden horen die daarmee instemmen of, wanneer de complexiteit van de zaak zulks vereist, een beroep doen op een deskundige inzake het behandelde vakgebied. Zij zijn gehouden tot de geheimhoudingsplicht bedoeld in § 1, eerste lid. Paragraaf 1, derde lid, is van toepassing op de deskundige.

 

Art. 1729.  Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken.


HOOFDSTUK II. DE VRIJWILLIGE BEMIDDELING

 

Art. 1730.  § 1. Elke partij mag, onverminderd elke gerechtelijke of arbitrale procedure, voor, tijdens of na een rechtspleging aan de andere partijen voorstellen om een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure. De partijen wijzen in onderlinge overeenstemming de bemiddelaar aan of belasten een derde met die aanwijzing.
  § 2. Zo het voorstel bij aangetekende brief wordt verzonden en een aanspraak bevat op een recht, wordt het gelijkgesteld met de ingebrekestelling bedoeld in artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek.
  § 3. In dezelfde omstandigheden schorst het voorstel gedurende een maand de verjaring van de aan dat recht verbonden vordering.

 

Art. 1731. § 1. De partijen bepalen onderling, in samenspraak met de bemiddelaar, de nadere regels van het verloop van de bemiddeling, alsmede de duur ervan. Die overeenkomst wordt schriftelijk vastgelegd in een bemiddelingsprotocol dat wordt ondertekend door de partijen en de bemiddelaar. De bemiddelingskosten en erelonen komen gelijkelijk ten laste van de partijen, tenzij die er anders over beslissen.
  § 2. Het bemiddelingsprotocol bevat :
  1° de naam en de woonplaats van de partijen en hun raadslieden;
  2° de naam, de hoedanigheid en het adres van de bemiddelaar, en in voorkomend geval de vermelding dat de bemiddelaar erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie;
  3° de herinnering aan het principe dat bemiddeling op vrijwillige basis geschiedt;
  4° een beknopt overzicht van het geschil;
  5° de herinnering aan het principe van vertrouwelijkheid van de mededelingen die tijdens de bemiddeling worden uitgewisseld;
  6° de wijze waarop het ereloon van de bemiddelaar, het tarief ervan, alsook de betalingsvoorwaarden worden bepaald;
  7° de datum;
  8° de ondertekening door de partijen en de bemiddelaar.
  § 3. De ondertekening van het protocol schorst de verjaringstermijn voor de duur van de bemiddeling.
  § 4. Behoudens uitdrukkelijk akkoord van de partijen, eindigt de schorsing van de verjaringstermijn één maand na kennisgeving door een van de partijen, of door de bemiddelaar aan de andere partij of partijen, van hun wil om een einde te maken aan de bemiddeling. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekende brief.

 

Art. 1732. Wanneer de partijen tot een bemiddelingsakkoord komen, wordt dat in een gedateerd en door hen en de bemiddelaar ondertekend geschrift vastgelegd. In voorkomend geval wordt melding gemaakt van de erkenning van de bemiddelaar.
  Die akte bevat de precieze verbintenissen van elk van de partijen.

 

Art. 1733.  In geval van akkoord en indien de bemiddelaar die de bemiddeling leidde erkend is door de commissie bedoeld in artikel 1727, kunnen de partijen of één van hen het bemiddelingsakkoord dat tot stand kwam overeenkomstig de artikelen 1731 en 1732 ter homologatie voorleggen aan de bevoegde rechter. Dit gebeurt overeenkomstig de artikelen 1025 tot 1034. Het verzoek kan echter ondertekend worden door de partijen zelf, indien het uitgaat van alle bij de bemiddeling betrokken partijen. Het bemiddelingsprotocol wordt bij het verzoek gevoegd.
  De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat werd bereikt na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met de belangen van de minderjarige kinderen.
  De homologatiebeschikking heeft de gevolgen van een vonnis, in de zin van artikel 1043.

 

HOOFDSTUK III. - DE GERECHTELIJKE BEMIDDELING

Art. 1734.  § 1. In elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, kan de reeds geadieerde rechter, op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen. De partijen komen overeen over de naam van de bemiddelaar, die moet erkend zijn door de in artikel 1727 bedoelde commissie.
  In afwijking van het vorige lid, kunnen de partijen gemeenschappelijk en op gemotiveerde wijze aan de rechter vragen dat hij een niet-erkende bemiddelaar aanwijst. Tenzij de bemiddelaar die de partijen voorstellen klaarblijkelijk niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1726, willigt de rechter dit verzoek in, indien de partijen aantonen dat geen enkele erkende bemiddelaar beschikbaar is die over de vereiste bekwaamheden beschikt voor die bemiddeling.
  § 2. De beslissing die een bemiddeling beveelt, vermeldt uitdrukkelijk het akkoord van de partijen, de naam, de hoedanigheid en het adres van de bemiddelaar, legt de aanvankelijke duur vast van zijn opdracht, zonder dat die zes maanden kan overschrijden en vermeldt de datum waarop de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum na het verstrijken van deze termijn is.
  § 3. Uiterlijk tijdens de in § 2 bedoelde zitting informeren de partijen de rechter over de afloop van de bemiddeling. Indien ze niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze om een nieuwe termijn verzoeken of vragen dat de procedure wordt voortgezet.
  § 4. De partijen kunnen om een bemiddeling verzoeken, hetzij in de akte van rechtsingang, hetzij tijdens de zitting, hetzij bij een eenvoudig schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of gericht is aan de griffie. In dat laatste geval wordt de rechtsdag bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
  De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.
  § 5. Wanneer de partijen er gezamenlijk om verzoeken dat een bemiddeling wordt bevolen, worden de proceduretermijnen die hen werden verleend geschorst vanaf de dag dat zij dat verzoek doen.
  In voorkomend geval kunnen de partijen of één van hen om nieuwe termijnen verzoeken voor de instaatstelling van de zaak tijdens de in § 2 of in artikel 1735, § 5, bedoelde zitting.

 

Art. 1735. § 1. Binnen acht dagen na uitspraak van de beslissing bezorgt de griffie de bemiddelaar bij gerechtsbrief een voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis. Binnen acht dagen brengt de bemiddelaar de rechter en de partijen bij brief op de hoogte van de plaats, de dag en het uur waarop hij zijn opdracht zal aanvatten.
  § 2. De bemiddeling kan betrekking hebben op het hele geschil of op een gedeelte ervan.
  § 3. Gedurende de bemiddeling blijft de rechter geadieerd en kan hij op elk ogenblik elke door hem noodzakelijk geachte maatregel treffen. Op verzoek van de bemiddelaar of van een van de partijen kan hij ook vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn een einde maken aan de bemiddeling.
  § 4. Op elk ogenblik van de procedure kan de aangewezen bemiddelaar door een andere erkende bemiddelaar worden vervangen, bij overeenkomst tussen de partijen, die door hen ondertekend wordt en bij het dossier van de procedure wordt gevoegd.
  § 5. De zaak kan vóór de vastgestelde dag weer voor de rechter worden gebracht bij eenvoudige, schriftelijke en ter griffie neergelegde of aan de griffie gerichte verklaring door de partijen of door een van hen. De rechtsdag wordt bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
  De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.

 

Art. 1736. De bemiddeling verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1731 en 1732.
  Bij afloop van zijn opdracht meldt de bemiddelaar de rechter schriftelijk of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen.
  Zo de bemiddeling tot een, zelfs gedeeltelijk bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen of één van hen overeenkomstig artikel 1043 de rechter verzoeken dat akkoord te homologeren.
  De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat bekomen werd na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met het belang van de minderjarige kinderen.
  Zo de bemiddeling niet tot een volledig bemiddelingsakkoord heeft geleid, wordt de procedure op de vastgestelde dag voortgezet, maar behoudt de rechter de mogelijkheid om, zo hij dat opportuun acht en alle partijen ermee instemmen, de opdracht van de bemiddelaar voor een door hem bepaalde termijn te verlengen.

 

Art. 1737.  Er is geen voorziening mogelijk tegen de beslissing waarbij de bemiddeling wordt bevolen, verlengd of beëindigd.